18045 |
zweren, etteren |
zweren:
sjwäre (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
šwɛrm (Q204a Mechelen)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
28505 |
zwermen |
zwermen:
šwɛrmǝ (Q204a Mechelen)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
18005 |
zweten |
zweten:
schwéte (Q204a Mechelen),
sjweete (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
sjwèj.te (Q204a Mechelen)
|
zweten [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
20689 |
zwezerik |
zoetselen:
Syst. WBD
zutsele (Q204a Mechelen),
zwezerik:
sjwezerik (Q204a Mechelen)
|
Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21410 |
zwijgen |
zwijgen:
Opm. korte Duitse i.
sjwĭge (Q204a Mechelen)
|
zwijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
26002 |
zwijmelen |
van hot naar haar lopen:
vān hǫt nǭ hār lǫu̯pǝ (Q204a Mechelen)
|
Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83]
I-9
|
34613 |
zwik van de wagen |
zwik:
šwik (Q204a Mechelen),
zwikbalk:
šwek˱balk (Q204a Mechelen)
|
De dwarsbalk die de vorkhouten onder de bak van de langwagen met elkaar verbindt. [N 17, 42 + 44d; N G, 70f; JG 1b; monogr]
I-13
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
schwaats (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
sjwaats (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
Syst. WBD
zjwaads (Q204a Mechelen)
|
De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)]
III-2-3
|
21456 |
één frank |
frank:
enge frange (Q204a Mechelen),
enne frang (Q204a Mechelen),
unne frang (Q204a Mechelen)
|
1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|