e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brug brug: bruk (Mechelen) brug [SGV (1914)] III-3-1
brug van de steenkuip dwarsbalk: dwarsbalk (Mechelen) Het draagbalkje over de steenkuip waarop de twee dekselhelften liggen. [N O, 19g] II-3
bruid bruid: broed (Mechelen) bruid [SGV (1914)] III-2-2
bruidegom bruidegom: broedegŏm (Mechelen) bruidegom [SGV (1914)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: brudje (Mechelen), e bruu.dje (Mechelen) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] III-3-3
bruiloft bruiloft: broelof (Mechelen) bruiloft [SGV (1914)] III-2-2
bruine gebreide dameskous bruine gestrikte hoos: brōēṇ gesjtrikte hôôs (Mechelen), gestrikte hoos: geschtrikde haoze (Mechelen) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brullen: brølǝ (Mechelen) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulziekte brul: brø̜l (Mechelen) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
bui, regenbui regenschuil: rêênsjŏĕl (Mechelen), schuil: sjŏĕl (Mechelen) bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] III-4-4