21084 |
darmvet |
buikvet:
b ̇ūkvɛt (Q204a Mechelen)
|
Het vet dat om de ingewanden zit, het bindweefsel. [N 28, 79; monogr.]
II-1
|
33824 |
dartel |
speels:
špęls (Q204a Mechelen)
|
Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g]
I-9
|
33961 |
das |
flos:
flūs (Q204a Mechelen)
|
De roodwollen versiering aan de spanen van het haam bij feestelijke gelegenheden. [N 13, 15]
I-10
|
18250 |
das, sjaal |
sjaal:
schal (Q204a Mechelen),
sjerp:
sjerp (Q204a Mechelen),
sjèrrep (Q204a Mechelen)
|
das (doek) [SGV (1914)] || das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18592 |
dasspeld |
kravatspang (<fr.):
kraavatsjpang (Q204a Mechelen),
strikkenspang:
schtrikkeschpang (Q204a Mechelen)
|
dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25117 |
dauw |
dauw:
doouw (Q204a Mechelen),
dôôw (Q204a Mechelen)
|
dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
32891 |
daverwaat |
daverwaat:
dāvǝrwāt (Q204a Mechelen)
|
Blad van de zeis dat zijn spanning heeft verloren en "klappert" bij het maaien. Dit kan gebeuren wanneer het blad door veelvuldig gebruik en wetten te dun is geworden en de zeis versleten raakt. Maar een zeis kan ook "daverwatig" worden als er ondeskundig is gehaard, onregelmatig of te ver van de eigenlijke snede af, naast het haarpad, of wanneer er te lang op één en dezelfde plaats is geslagen. Men vindt in dit lemma substantieven (zoals daverwaat (subst. èn adj.), daverblad, klapzeis), adjectieven (zoals daverwatig, klapperwatig, versleten) en uitdrukkingen (zoals er zit de koekoek in of de zeis fronselt) bijeen. [N 18, 89; monogr.]
I-3
|
30427 |
de balklaag leggen |
de balklaag legen:
dǝ balǝklǭx lɛ̄gǝ (Q204a Mechelen)
|
De balklaag aanbrengen. Zie voor het woord 'giten' in het woordtype 'de gîten plaatsen' (Q 83) ook 'Dictionnaire français-liégeois', pag. 436, s.v. 'solive'. [N 54, 116]
II-9
|
25432 |
de buik opensnijden |
pens opsnijden:
panš opšni-jǝ (Q204a Mechelen)
|
De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.]
II-1
|
33845 |
de eerste uitwerpselen van het veulen |
pek:
pɛk (Q204a Mechelen)
|
Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58]
I-9
|