19704 |
deksel |
deksel:
diksel (Q204a Mechelen)
|
deksel [SGV (1914)]
III-2-1
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛmpex (Q204a Mechelen)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
19048 |
denken |
denken:
dinke (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
denken [SGV (1914)] || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
24476 |
dennenappel |
weermannetje:
wäärmentje (Q204a Mechelen)
|
dennenappel [SGV (1914)]
III-4-3
|
22087 |
dennennaalden |
dennennaalden:
[verkortingsboogje boven de ö
dennenöld (Q204a Mechelen)
|
dennennaald [SGV (1914)]
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
pielwortel:
peel wottele (Q204a Mechelen),
wortel:
wôôtel (Q204a Mechelen)
|
penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
32961 |
derde grasoogst |
ø̜ø̜(ww)ø̜ø̜:
āfwęi̯ǝ (Q204a Mechelen)
|
Het gras dat in de derde beurt wordt afgegraasd; vaak vindt men dezelfde naam als de derde hooioogst, die immers ook vaak wordt afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 129c]
I-3
|
32957 |
derde hooioogst |
derde snid:
dritǝ šnīt (Q204a Mechelen)
|
Uitdrukkelijk gevraagd naar de derde hooioogst, gaven sommige informanten de volgende antwoorden; vaak werd deze derde oogst echter niet meer gemaaid maar door de koeien of schapen afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128d]
I-3
|
19167 |
deugniet |
ondeugender, een -:
ôndägender (Q204a Mechelen)
|
deugniet [SGV (1914)]
III-1-4
|
18291 |
deuk in een hoed |
bluts:
blutsj (Q204a Mechelen),
gleuf:
gleuf (Q204a Mechelen)
|
deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|