34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) štēt drøx (Q204a Mechelen),
drȳxstōwǝ (Q204a Mechelen)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
monketig (weer):
monketig wéér (Q204a Mechelen),
moojnketig (Q204a Mechelen),
nat (weer):
inne natte zoamer (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
nat (Q204a Mechelen),
ps. of gewoon letterlijk overnemen: nat; boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.
nat (Q204a Mechelen)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
druppen:
drŭpʔe (Q204a Mechelen),
hèj drŭpde van der rên (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
hèj drŭpt van der rên (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
wijndruiventros:
wìendroevetros (Q204a Mechelen)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
retireren (<fr.):
reterrere (Q204a Mechelen)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
31893 |
drukblok |
handgreep:
hānt˲grēp (Q204a Mechelen
[(met knop)]
)
|
Het blokvormige onderdeel van de bandschuurmachine dat de schuurband tegen het te schuren werkstuk drukt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149b]
II-12
|
25133 |
druppel |
drup:
dröp (Q204a Mechelen),
⁄n dröp (Q204a Mechelen)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gemad:
dǫbǝl [gemad] (Q204a Mechelen)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
31978 |
dubbel kruishout |
dobbel kruishout:
dobǝl krytshōt(s) (Q204a Mechelen),
kruishout:
krytshōt (Q204a Mechelen)
|
Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b]
II-12
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
grote poort:
grūtǝ [poort] (Q204a Mechelen),
poort:
[poort] (Q204a Mechelen)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|