32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warsel:
wē̜ǝšǝl (Q204a Mechelen),
warselen:
węǝšǝlǝ (Q204a Mechelen)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
24144 |
fazant |
fazant:
fazant (Q204a Mechelen)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21127 |
fiets |
fiets:
fiets (Q204a Mechelen)
|
fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
31758 |
figuurzaag |
figuurzeeg:
figȳrzē̜x (Q204a Mechelen)
|
Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.]
II-12
|
33688 |
fijn droog stof |
mul:
mø̜l (Q204a Mechelen),
stub:
støb (Q204a Mechelen),
štø̜p (Q204a Mechelen)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
29131 |
fijn spinnen |
fijn spinnen:
fī špenǝ (Q204a Mechelen)
|
Het spinnen van fijn gesponnen draad. In de regel was dit één- of tweedraads dik. Volgens de informant van Q 98 werd onder ø̄fijn spinnenø̄ verstaan dat het fijne garen ook driedraads dik kon zijn en van de beste kwaliteit wol. [N 34, C1]
II-7
|
31883 |
fijn vijlen |
vijlen:
vīlǝ (Q204a Mechelen)
|
Een stuk hout bewerken met een fijne houtvijl. [N 53, 158b]
II-12
|
31827 |
fijne blokschaaf |
blokschaaf met dekbeitel:
blǫkšāf met˱ dęk˱bęjtǝl (Q204a Mechelen),
poetsschaaf:
putsšāf (Q204a Mechelen)
|
Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.]
II-12
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
finge hagel (Q204a Mechelen),
hagel:
haagel (Q204a Mechelen)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fī (Q204a Mechelen)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|