e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
evenaar, tweespanszwenghout warsel: wē̜ǝšǝl (Mechelen), warselen: węǝšǝlǝ (Mechelen) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
fazant fazant: fazant (Mechelen) fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)] III-4-1
fiets fiets: fiets (Mechelen) fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] III-3-1
figuurzaag figuurzeeg: figȳrzē̜x (Mechelen) Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.] II-12
fijn droog stof mul: mø̜l (Mechelen), stub: støb (Mechelen), štø̜p (Mechelen) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijn spinnen fijn spinnen: fī špenǝ (Mechelen) Het spinnen van fijn gesponnen draad. In de regel was dit één- of tweedraads dik. Volgens de informant van Q 98 werd onder ø̄fijn spinnenø̄ verstaan dat het fijne garen ook driedraads dik kon zijn en van de beste kwaliteit wol. [N 34, C1] II-7
fijn vijlen vijlen: vīlǝ (Mechelen) Een stuk hout bewerken met een fijne houtvijl. [N 53, 158b] II-12
fijne blokschaaf blokschaaf met dekbeitel: blǫkšāf met˱ dęk˱bęjtǝl (Mechelen), poetsschaaf: putsšāf (Mechelen) Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.] II-12
fijne hagel fijne hagel: finge hagel (Mechelen), hagel: haagel (Mechelen) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijngebouwd fijn: (Mechelen) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9