20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
giejhônger (Q204a Mechelen)
|
geeuwhonger [SGV (1914)]
III-2-3
|
19054 |
gegadigde |
liefhebber:
leefhubbers (Q204a Mechelen)
|
gegadigde [SGV (1914)]
III-1-4
|
20692 |
gehakt |
gehakts:
gehaks (Q204a Mechelen)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33448 |
gehalveerde poortvleugel |
slag:
šlāx (Q204a Mechelen)
|
Een poortvleugel die horizontaal in tweeën verdeeld is. Om niet telkens de hele poortvleugel te moeten openen is een van de poortvleugels vaak nog eens horizontaal verdeeld. De beide delen worden apart gesloten. Een dergelijke poortvleugel is vooral bij stallen in gebruik. Als het onderste deel gesloten is om aan vee de doorgang te beletten, kan het bovenste deel geopend zijn om licht en lucht binnen te laten. Zie ook het lemma "niet gehalveerde poortvleugel" (4.1.6). De varianten van het woordtype halfdeur kunnen ook als woordgroep worden gelezen: halve deur. Zie ook afbeelding 18.d en e bij het lemma "poort" (4.1.1) en de foto bij het lemma "horizontale draaibare sluitbalk van een poort" (4.1.16). [add. uit: N 4A, 37b, 37c, 42c en 42d]
I-6
|
17621 |
gehemelte |
hemel:
der himmel (Q204a Mechelen),
himmel (Q204a Mechelen),
hīēmel (Q204a Mechelen),
raak:
raak (Q204a Mechelen)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] || Hoe noemt men de bovenkant van de mondholte? ( Nederl. gehemelte, verhemelte). [DC 30 (1958)]
III-1-1
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehuch (Q204a Mechelen)
|
gehucht [SGV (1914)]
III-3-1
|
17960 |
gehurkt zitten |
op de hukken zitten:
op de huuke zitte (Q204a Mechelen),
oppen hōēke zitte (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20671 |
geitenmelksepap |
geitenpap:
geetepap (Q204a Mechelen),
mekkespap:
Syst. WBD
mèkkespàp (Q204a Mechelen)
|
Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21318 |
gejoel |
rament:
Van Dale: ramenten, (gew.) lawaai maken, rommelen.
ramment (Q204a Mechelen)
|
gejoel [SGV (1914)]
III-3-1
|
20690 |
gekookte hersens |
gekookte harren:
gekokde hiejene (Q204a Mechelen),
gekokde hiene (Q204a Mechelen),
harren:
Syst. WBD
hèjne (Q204a Mechelen)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|