e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
juweel juweel: juwieël (Meerlo, ... ) een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)] || juweel III-1-3
kaakgestel kaken (mv.): kake (Meerlo) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kȳmǝ (Meerlo) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaien: kōͅi̯ə (Meerlo), kòije (Meerlo) kaantje || vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaars kaars: keͅrs (Meerlo) kaars [RND] III-2-1
kaarsendomper domper: doomper (Meerlo) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaart met prentje prentje: preentje (Meerlo) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: kâ.rtə (Meerlo) kaarten [RND] III-3-2
kaarten bijnemen bijpakken: beejpakke (Meerlo) Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten, een spel kaarten spelletje: En spulke kaarte: een spelletje kaarten.  spulke (Meerlo) Spelletje. III-3-2