e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kamerschieten schieten: schiete (Meerlo) Het gebruik om schoten te lossen bij een bruiloft. [N 88 (1982)] III-3-2
kammen kammen: kamme (Meerlo), keime (Meerlo) kammen || kammen (ww.) [SGV (1914)] III-1-3
kampen afkampen: afkaampe (Meerlo) Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
kanaal kanaal: kanaal (Meerlo) een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] III-3-1
kandelaar kaarsenluchter: keͅrsəlø&#x0304xtər (Meerlo), luchter: lø&#x0304xtər (Meerlo) kandelaar III-2-1
kandijsuiker borstsuiker: bōrstsukər (Meerlo) borstsuiker III-2-3
kaneel kaneel: kaniəl (Meerlo), kaneelpijpje: kaniəlpipkə (Meerlo) kaneel || pijpje kaneel III-2-3
kans kans: kans (Meerlo) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] III-3-2
kant kant: kānt (Meerlo) Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
kantklauw kantenklauw: kantǝklǫw (Meerlo) Soort tang met schuin geplaatste bekken waarin men het werkstuk in een scheve stand in de bankschroef kan vastklemmen om er op deze wijze schuine kantvlakken aan te kunnen vijlen. Zie ook afb. 61. [N 33, 172; N 64, 50a] II-11