e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwart el, maat van 17 cm vierdel: verrel (Meerlo) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
kwartel kwartel: kwartel (Meerlo) kwartel [SGV (1914)] III-4-1
kwartje kwartje: kwartje (Meerlo) kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)] III-3-1
kwast, noest noest: nus (Meerlo  [(meervoud: nyst)]  ), nust (Meerlo  [(meervoud: nyst)]  ) Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12
kweek puinen: puine (Meerlo), pø̜i̯nǝ (Meerlo), ± Veldeke Additie bij vraag 1 e.v. (voor L 245b): Puine waren de wortelstokken van kweekgras agropyron repens  puine (Meerlo, ... ) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek [N 92 (1982)] || kweekgras [N 92 (1982)] || kweekgras - wortelstok I-5, III-4-3
kweepeer kwee: kwēj (Meerlo), kwĕĕj (Meerlo), kweepeer: kwi-j pèèr (Meerlo) kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)] I-7
kwellen kwellen: kwèlle (Meerlo), pesten: peste (Meerlo), plagen: ploage (Meerlo) kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] III-3-1
kwelling/pesterij plaag: ploag (Meerlo) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-3-1
kwijl zever: zeiver (Meerlo, ... ) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] || zever III-1-1
kwinkslag slag: slaag (Meerlo) een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)] III-3-1