e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liederen (mv.) liedjes: lietjes (Meerlo) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
liefde hart: hart hebbe vur (Meerlo), liefde: liefde (Meerlo) liefde [SGV (1914)] || warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)] III-3-1
liefkozen aaien: aaie (Meerlo), fommelen: foemele (Meerlo), knoefelen: knōēvele (Meerlo), lief houden: līēfhālde (Meerlo), strijken: strieke (Meerlo) knuffelen || liefkozen [SGV (1914)] || liefkozend knuffelen, tasten, bevoelen || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)] III-1-4
liegen liegen: liege (Meerlo, ... ), līēge (Meerlo) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [SGV (1914)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
liegen (kaartspel) liegen: kinderkaartspel  liege (Meerlo) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
lies lies: liĕs (Meerlo) lies [SGV (1914)] III-1-1
lieveheersbeestje hemellammetje: hemellämke (Meerlo), lieveheersbeestje: lievenhieërsbieësje (Meerlo) lieveheersbeestje [DC 49 (1974)] III-4-2
lievevrouwebedstro onzelievevrouwebedstro: ŏŏze lieve vrouwe bedstruij (Meerlo) onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)] III-4-3
liggen liggen: līgge (Meerlo) liggen [SGV (1914)] III-1-2
liguster liguster: eigen spellingsysteem  liguster (Meerlo) De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)] III-4-3