e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prop prop: prop (Meerlo) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1
proppenschieter knapbus: knabbes (Meerlo), Uit een recht stuk vlierenhout van ongeveer vijfentwintig centimeter werd de mergkern verwijderd. Dan werd een daarin passende stok of ijzeren staaf gemaakt, de stamper. Men schoot met proppen gekauwd papier. Als de tijd van de knapbus voorbij was zette men in een der openingen een knoopje met fijne gaatjes. De "stamper"werd met garen sluitend gemaakt, zodat hij nauwelijks in de ene opening van de "knapbus"kon. Op deze wijze had men een spuit vervaardigd, een fliertsbus.  knapbus (Meerlo), proppenschieter: proppeschīēter (Meerlo), schietbuis: schīētbus (Meerlo), vliertsbus: Z. knapbus. [Uit een recht stuk vlierenhout van ongeveer vijfentwintig centimeter werd de mergkern verwijderd. Dan werd een daarin passende stok of ijzeren staaf gemaakt, de stamper. Men schoot met proppen gekauwd papier. Als de tijd van de knapbus voorbij was zette men in een der openingen een knoopje met fijne gaatjes. De "stamper"werd met garen sluitend gemaakt, zodat hij nauwelijks in de ene opening van de "knapbus"kon. Op deze wijze had men een spuit vervaardigd, een fliertsbus].  fliertsbus (Meerlo) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] || Proppeschieter van vlierenhout. || Spuitbus, gemaakt van vlierhout en een knoopje met gaatjes. III-3-2
prostituée flots: floets (Meerlo), hoer: hoer (Meerlo) prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)] || vrouw van lichte zeden III-2-2
provisiekast botterhamskastje: botəramskɛ̄stjə (Meerlo) klein kastje in de keuken waar alles instond wat men voor het dagelijks gebruik, vooral bij de broodmaaltijd, nodig had III-2-1
provisiekast, etenskast etenskast: êteskast (Meerlo), spinde: spint (Meerlo) schaprade [SGV (1914)] || spinde, provisiekast III-2-1
pruik pruik: prūk (Meerlo) kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] III-1-3
pruilmond pruilmond: proel mōnd (Meerlo) een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)] III-1-4
pruim pruim: proem (Meerlo), reine claude (fr.): ringeloeët (Meerlo), tafelpruim: gedroogde blauwe pruim uit california  taofelproem (Meerlo) pruim || pruim, reine claude || tafelpruim I-7
pruimen pruimen: proeme (Meerlo), prumə (Meerlo) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || tabak pruimen III-2-3
pruimenvlaai pruimenvlaai: pruməflāi̯ (Meerlo) pruimenvlaai III-2-3