e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spatader spatader: spatoar (Meerlo), spatoare (Meerlo) spatader [SGV (1914)] || Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)] III-1-2
spatten spetteren: spettere (Meerlo), spuiten: spuite (Meerlo) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || spatten [SGV (1914)] III-4-4
speculaasplank prent: prēnt (Meerlo) De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;] II-1
speculeren speculeren: spikkeliere (Meerlo) kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)] III-3-1
speeksel spij: spi-j (Meerlo) Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)] III-1-1
speeksel uitspuwen kotsen: kutsə (Meerlo), spijen: speeje (Meerlo), spɛiə (Meerlo) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] III-1-1
speelkaart kaart: kaart (Meerlo), De kaart höffe: couperen; de kaart schudde: wassen; de kaart gève: uitdelen.  kaart (Meerlo) Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || Kaart: speelkaarten. III-3-2
speelplaats speelplaats: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  speulplats (Meerlo) de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)] III-3-1
speels speels: spuls (Meerlo) geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] III-1-4
speels, dartel speels: spuls (Meerlo) speelsch (dartel) [SGV (1914)] III-1-4