e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stollen stollen: stolle (Meerlo) stollen [SGV (1914)] III-4-4
stolp stolp: stø͂ͅlp (Meerlo) stolp [SGV (1914)] III-2-1
stomen zwademen: de moeër zwaait: de waterketel stoomt de laamp zwaait: de (petroleum)lamp rookt, geeft roet af  zwāi̯ə (Meerlo) stomen III-2-1
stompe eind van een ei stompe kant: stompe kant (Meerlo) Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)] III-3-2
stomverbaasd paf: paf (Meerlo), verstomd: verstomt (Meerlo) verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stoof, voetenwarmer stoof: stōf (Meerlo), stō̞f (Meerlo) stoof [SGV (1914)] || voetstoof III-2-1
stoofvlees, zuurvlees zuurvlees: zūrvleͅi̯s (Meerlo) gemarineerd rundvlees III-2-3
stookpotten stookgatter: stōk˲gatǝr (Meerlo) Ronde gaten in het gewelf boven de kamers, afgesloten door ijzeren deksels, waardoor de brandstof toegevoerd wordt. In Q 83 werden de kolen door het kijkgat in de oven geschept. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛkijkgatɛ.' [N 98, 136; N 98, 137; monogr.] II-8
stoomboot stoomboot: stombooit (Meerlo) stoomboot [SGV (1914)] III-3-1
stoot stoot: stuǝt (Meerlo) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11