e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tanden van een riek tanden: tant (Meerlo) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandenstoker tandensteker: tande stèker (Meerlo) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandrad, tandwiel tandwiel: tãntwīl (Meerlo) Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.] II-11
tandwielpal pal: pal (Meerlo) Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243] II-11
tangbeen tangpoot: taŋpūǝt (Meerlo) Elk van de beide delen van een tang waarbij men deze vastpakt en waarmee men druk uitoefent. Zie ook afb. 145. [N 33, 186] II-11
tangbek tangenbek: taŋǝbɛk (Meerlo) Het grijpende en/of snijdende gedeelte van een tang. Zie ook afb. 145. [N 33, 184] II-11
tangenrek tangenrek: taŋǝrɛk (Meerlo) IJzeren rek om tangen in op te bergen. Zie ook afb. 40. [N 33, 182] II-11
tangring, tanghaak spanring: spanreŋ (Meerlo) Platte ring of haak waarmee de tangbenen van een smidstang gesloten gehouden worden. In Q 83 gebruikte men hiervoor ook wel het lid van een ketting. [N 33, 187] II-11
tangscharnier scharnier: sxǝrnīr (Meerlo) Het gedeelte van de tang waar de tangbenen draaibaar met elkaar verbonden zijn. Zie ook afb. 145. [N 33, 185] II-11
tante meui: meuj (Meerlo), möĭj (Meerlo), tant: neen  taant (Meerlo), tante: tante (Meerlo) moei (tante) [SGV (1914)] || tante [SGV (1914)] || tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2