e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bouwland `: fē̜.lt (Meerlo), land: lānt (Meerlo), veld: vɛ̄lt (Meerlo) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: brak (Meerlo), schabraak: sxabrāk (Meerlo) barak, keet, bouwvallig huis || oud bouwvallig gebouw III-2-1
bouwvoor de goede grond: dǝ gui̯ǝ grõnt (Meerlo), nerf/erf: dǝ ɛrǝf (Meerlo) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
boveneinde van de stam top: eigen spellingsysteem  top (Meerlo) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovenlicht bovenlicht: bø̜vǝlext (Meerlo), bø̜vǝlēxt (Meerlo) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenmate, hevig, zeer bar: bar (Meerlo), falikant: faliejkant (Meerlo), ongenadig: ongenāōdig (Meerlo), ongeraakt: óngerakt (Meerlo) erg, hevig || faliekant [SGV (1914)] III-4-4
bovenverdieping bovenverdieping: boͅvəvərdipeŋ (Meerlo) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
box looprek: loeëprek (Meerlo) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadpan braadpan: brōͅtpan (Meerlo), braadpot: braojpot (Meerlo) braadpan || Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] III-2-1
braadworst braadworst: brōͅtwōrst (Meerlo) braadworst III-2-3