e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
center centerpunt: sɛntǝrpønt (Meerlo) Elk van de twee spitse, kegelvormige middenpunten in de vaste en de losse kop van de draaibank waartussen het werkstuk tijdens het draaien op zijn plaats gehouden en gecentreerd wordt. Voordat het werkstuk tussen de centers wordt geklemd, wordt eerst met behulp van een doorslag in het middenpunt van de beide voorvlakken ervan een trechtervormig groefje aangebracht. [N 33, 227; monogr.] II-11
centerboor, schijfboor schijfboor: sxīf˱bǭr (Meerlo) Boorijzer waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt met daaromheen één of meer voorsnijders of beiteltjes. De centerboor wordt gebruikt om snel en zuiver grote, cirkelvormige gaten te vervaardigen en om schijven uit plaatmateriaal te boren. Zie ook afb. 112. [N 33, 126; N 33, 148; N 33, 145; monogr.] II-11
centerpons körner: kø̜rnǝr (Meerlo) Stalen stift met kegelvormige punt die dient om een uitholling in plaatmateriaal aan te brengen. De centerpons wordt vooral gebruikt om het middelpunt van een te boren gat aan te tekenen. Zie ook afb. 52. [N 33, 262; monogr.] II-11
centiare, maat van 1 m2 centiare: centiaar (Meerlo) de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)] III-4-4
cervelaatworst droogworst: druu.gwòòrs (Meerlo), knuppelworst: knøpəlwoͅrst (Meerlo) droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
chagrijn chagrijn: chagrijn (Meerlo), sacherïen (Meerlo) chagrijn [SGV (1914)] || een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)] III-1-4
cichorei suikerij: soekerei (Meerlo, ... ), soekereij (Meerlo), sukəreͅi̯ (Meerlo) cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)] || peekoffie I-7, III-2-3
circus circus: circus (Meerlo) Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)] III-3-2
cirkel, kring cirkel: cirkel (Meerlo), kring: krīnk (Meerlo, ... ), ring: ring (Meerlo, ... ) cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)] III-4-4
cirkelzaag cirkelzaag: serkǝlzāx (Meerlo) Stationaire machine die, afhankelijk van het soort zaagblad dat is gemonteerd, voor het zagen van diverse materialen kan worden gebruikt. Het cirkelvormige zaagblad van deze machine is doorgaans vertikaal onder de zaagbank geplaatst en steekt gedeeltelijk boven het werkblad uit. [N 33, 250; N 33, 330] II-11