e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogte droogte: drögt (Meerlo) droogte III-4-4
drop suikerpek: soekerpek (Meerlo) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater suikerpek: schuumke trekke  soeker pek (Meerlo) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater maken schuimpje trekken: sxymkə treͅkə (Meerlo) dropwater in een fles, flink ermee schudden: er ontstaat schuim, dit met de mond omhoog zuigen door de hals van de fles III-2-3
druilerig en koud weer nat (weer): enne natte zommer (Meerlo, ... ), nat (Meerlo), nat wèr (Meerlo), nat wɛ̄r (Meerlo), regenachtig (weer): règenèèchtig (Meerlo), vochtig (weer): vŏŏchtig (Meerlo), waterkoud (weer): waterkald (Meerlo) nat [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druipen: met lengteteken op de e van regen  heej drŏŏip van den règen (Meerlo), met lengteteken op de eerste e van regen  heej drŏŏip van de règen (Meerlo), druppen: drŭŭpe (Meerlo), drüppe (Meerlo), met lengteteken op de e van regen  heej drŭŭpt van den règen (Meerlo), met lengteteken op de eerste e van regen  heej drŭŭpt van den règen (Meerlo) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: drōēventros (Meerlo) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk praten snateren: snatere (Meerlo) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukken drukken: drukke (Meerlo) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukte maken drukte maken: drukte make (Meerlo) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4