24316 |
glimworm |
glimworm:
eigen spellingsysteem
glimwŭrm (L217p Meerlo),
eigen spellingsysteem ?
glimwŭrm (L217p Meerlo),
glimwormpje:
glimwörmke (L217p Meerlo),
lichtwormpje:
lüchtwörmke (L217p Meerlo)
|
glimworm [SGV (1914)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19456 |
gloed |
warmte:
wermte (L217p Meerlo)
|
Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18957 |
gluiperd |
gluiper:
gluper (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
loeroor:
loeboor (L217p Meerlo),
luipoor:
loepoor (L217p Meerlo)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || gluiper [SGV (1914)] || gluiper(d)
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluperig (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
gluiperig || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
plakken:
plakke (L217p Meerlo)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
beste kamer:
bēͅstə kāmər (L217p Meerlo)
|
goeie kamer, alleen gebruikt met de kermis en feestelijke gelegenheden
III-2-1
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
gōēdkŏŏip (L217p Meerlo)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
vooraan:
v"ran (L217p Meerlo)
|
De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18954 |
goedzak |
godsblok:
En godsblok (L217p Meerlo),
goede bloed:
goeije blōēd (L217p Meerlo),
goedkalf:
goedkālf (L217p Meerlo),
goedzak:
goedzak (L217p Meerlo),
leuris:
leuris (L217p Meerlo)
|
een goedige sul || een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || goedzak [SGV (1914)] || lobbes, goedbloed
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
golf (L217p Meerlo)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|