18015 |
hees, schor |
hees:
hes (L217p Meerlo)
|
hees [SGV (1914)]
III-1-2
|
19447 |
heg, haag |
heg:
heg (L217p Meerlo)
|
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24168 |
heggenmus |
blauwmannetje:
blauwmenneke (L217p Meerlo),
blauwpiepertje:
blauwpieperke (L217p Meerlo),
grasteut:
grāsstööt (L217p Meerlo)
|
blauwpieper || grasvink || Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19758 |
heggenschaar |
hegschaar:
heͅxsxir (L217p Meerlo),
heͅxsxiər (L217p Meerlo)
|
hegschaar
III-2-1
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
heͅi̯bɛsəm (L217p Meerlo)
|
heibezem
III-2-1
|
31656 |
heiblok |
heiblok:
hęjblǫk (L217p Meerlo)
|
Zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn bevestigd. Het heiblok wordt bij het aanleggen van een pomp gebruikt bij het in de grond slaan van buizen. Zie ook afb. 245 en het lemma ɛhandheiɛ in WLD deel II.9, pag. 53. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het heien van funderingspalen. Het woordtype heiblok op drie-/drijpoot is van toepassing op een trekhei, een heistelling in de vorm van een driepoot waaraan een katrol is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok is vastgemaakt. Het toestel wordt door spierkracht of met behulp van een stoommachine, een elektromotor of een verbrandingsmotor aangedreven. In de laatste drie gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van een liertoestel. Zie ook het lemma ɛtrekheiɛ in WLD deel II.9, pag. 54. In P 219 werden de buizen met behulp van een voorhamer (v0rhqm9r) in de grond gedreven.' [N 33, 336]
II-11
|
31655 |
heikap |
heikop:
hęjkǫp (L217p Meerlo)
|
Stevig stuk metaal dat bij het heien ter bescherming op de zuigleidingfilter of op de zuigleiding wordt geschroefd. Zie ook afb. 244e. Volgens de invuller uit L 165 werd een heikop gebruikt om te verhinderen dat de buis tijdens het heien barstte. In L 217 werd een heikop op de buis geschroefd om het kantelen ervan te voorkomen. [N 66, 49v; N 33, 336 add.]
II-11
|
24946 |
heilaarde, dichte zwarte grond |
zwarte grond:
zwarte grōnd (L217p Meerlo)
|
zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23208 |
heilig |
heilig:
hèllig (L217p Meerlo)
|
heilig [SGV (1914)]
III-3-3
|
22506 |
heimelijk tekens geven |
verraden:
verraoje (L217p Meerlo)
|
Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|