e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine knikker: glazen knikker glazen knikker: glaze knikker (Meerlo) Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] III-3-2
kleine neus klein neusje: kleͅn nøͅske (Meerlo) Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)] III-1-1
kleingeld kleingeld: klègeld (Meerlo) kleingeld [SGV (1914)] III-3-1
kleinkinderen kindskind: kīēnskīēnd (Meerlo), kleinkind: klei(n)kiend (Meerlo), klèkīēnd (Meerlo), kleinkiender  kleinkiend (Meerlo) kleinkind [SGV (1914)] || kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinste dier van het nest krot: eigen spellingsysteem (? - moeilijk leesbaar)  krot (Meerlo) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2
kleinzoon kleinzoon: kleinzoon (Meerlo) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
kleiput leemkuil: liǝmkūl (Meerlo) Delfplaats waar klei als grondstof voor de fabricage van bakstenen met de hand wordt gestoken of met behulp van machines wordt afgegraven. [N 98, 17; monogr.] II-8
klembeugel van een kolomboormachine vastzetklem: vas˲zętklɛm (Meerlo) Elk van de verstelbare beugels waarmee het werkstuk op de boortafel van een kolomboormachine wordt vastgezet. [N 33, 161] II-11
klembus klembus: klɛmbøs (Meerlo) Bus waarmee de binnenring van een kogellager op de as wordt geklemd. [N 33, 231] II-11
klemhaak klemhaak: klɛmhǭk (Meerlo) Werktuig dat dient om een werkstuk op het werkbankblad vast te zetten. In de eenvoudigste uitvoering bestaat het uit een schacht waarop bijna haaks een arm is aangebracht. Om een werkstuk te klemmen wordt de schacht door een gat in het blad van de werkbank gestoken waarna het geheel met een hamer wordt vastgetikt. Zie ook afb. 56. Er bestaan ook uitvoeringen waarbij de arm scharnierend aan de schacht is bevestigd. Aan één uiteinde van de arm is dan een klemplaat aangebracht, aan het andere een draadspil. Door de draadspil aan te draaien wordt de klemplaat met grote kracht aangedrukt. [N 33, 289] II-11