18794 |
kousenwol |
sajet:
sajet (L217p Meerlo)
|
Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kǭldǝr (L217p Meerlo),
kǭltǝr (L217p Meerlo)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
koude drukte:
kalde drukte (L217p Meerlo)
|
drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18205 |
kraag |
kraag:
kraag (L217p Meerlo)
|
boord, kraag
III-1-3
|
17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knŏĕrs (L217p Meerlo)
|
kraakbeen [SGV (1914)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krɛləkəs (L217p Meerlo)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
kīēnderbed (L217p Meerlo)
|
kraambed
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroeënekraan (L217p Meerlo),
krōēnekraan (L217p Meerlo)
|
kraanvogel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
krabben:
krabbe (L217p Meerlo)
|
krabben [SGV (1914)]
III-1-2
|
25404 |
krabber |
schrabber:
schrabber (L217p Meerlo)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|