17861 |
krioelen |
kriemelen:
kriemele (L217p Meerlo)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18071 |
kroep |
kroep:
kroep (L217p Meerlo)
|
Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20136 |
krollen |
janken:
eigen spellingsysteem
janke (L217p Meerlo)
|
Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kroomp (L217p Meerlo),
krōm (L217p Meerlo)
|
afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] || krom [SGV (1914)]
III-4-4
|
25011 |
krommen |
krommen:
krōmme (L217p Meerlo)
|
krommen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
buigen:
buuëge (L217p Meerlo),
krommen:
krōmme (L217p Meerlo),
ombuigen:
umböige (L217p Meerlo)
|
krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
31349 |
krompasser |
krompasser:
krǫmpasǝr (L217p Meerlo)
|
Passer met kromme benen waarmee de dikte van voorwerpen kan worden gemeten. Er bestaan twee uitvoeringen van de krompasser: één met veer en stelschroef en één met een scharnierpunt dat voldoende stroef is om de twee benen, na het uitzetten van de vereiste afmeting, in die stand vast te houden. De benen van de krompasser met stelschroef kunnen met een kartelmoer worden gefixeerd. Zie ook afb. 82. [N 33, 252c; N 64, 80b; N 66, 1b]
II-11
|
24484 |
kruid (alg.) |
kruid:
krüd (L217p Meerlo)
|
kruid, plant
III-4-3
|
20658 |
kruiden, specerijen |
specerijen:
eigen spellingsysteem
speceri-jje (L217p Meerlo)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
21560 |
kruidenier |
kruidenier:
kruidenier (L217p Meerlo)
|
een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|