19383 |
leunstoel |
proost:
prost (L217p Meerlo),
prōst (L217p Meerlo),
pròst (L217p Meerlo),
zorg:
zøͅrx (L217p Meerlo)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)] || leunstoel
III-2-1
|
21341 |
leurder |
kruier:
kruujer (L217p Meerlo)
|
leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
kruieren:
kruujere (L217p Meerlo)
|
leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
lèverwŏrst (L217p Meerlo),
lèèverwòòrs (L217p Meerlo)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
papegaai:
papagaai (L217p Meerlo)
|
libel, glazenmaker
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lijf:
līēf (L217p Meerlo)
|
lichaam [SGV (1914)]
III-1-1
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
lĕĕjwater (L217p Meerlo)
|
leewater [SGV (1914)]
III-1-2
|
25161 |
licht vriezen |
een beetje vriezen:
⁄n bitje vrieze (L217p Meerlo)
|
lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
knibbig:
knebbig (L217p Meerlo),
knibbig (L217p Meerlo),
kort geknoopt:
kortgeknø͂ͅpt (L217p Meerlo),
kregel:
kregel (L217p Meerlo),
kregelig:
kregelig (L217p Meerlo)
|
kregel [SGV (1914)] || kribbig || lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
lietje (L217p Meerlo),
litsjə (L217p Meerlo)
|
lied [SGV (1914)] || liedje [RND]
III-3-2
|