22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
lietjes (L217p Meerlo)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
hart:
hart hebbe vur (L217p Meerlo),
liefde:
liefde (L217p Meerlo)
|
liefde [SGV (1914)] || warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
aaien:
aaie (L217p Meerlo),
fommelen:
foemele (L217p Meerlo),
knoefelen:
knōēvele (L217p Meerlo),
lief houden:
līēfhālde (L217p Meerlo),
strijken:
strieke (L217p Meerlo)
|
knuffelen || liefkozen [SGV (1914)] || liefkozend knuffelen, tasten, bevoelen || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
liege (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
līēge (L217p Meerlo)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [SGV (1914)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22555 |
liegen (kaartspel) |
liegen:
kinderkaartspel
liege (L217p Meerlo)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17647 |
lies |
lies:
liĕs (L217p Meerlo)
|
lies [SGV (1914)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
hemellammetje:
hemellämke (L217p Meerlo),
lieveheersbeestje:
lievenhieërsbieësje (L217p Meerlo)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)]
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
onzelievevrouwebedstro:
ŏŏze lieve vrouwe bedstruij (L217p Meerlo)
|
onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
līgge (L217p Meerlo)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
24485 |
liguster |
liguster:
eigen spellingsysteem
liguster (L217p Meerlo)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|