22320 |
maandag na driekoningen |
koppeltjesmaandag:
köppelkes Móndag (L217p Meerlo)
|
Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22438 |
maandag voor aswoensdag |
vastelavondsmaandag:
vastelaovesmondag (L217p Meerlo),
vastenavondmaandag:
vastenavondmaandag (L217p Meerlo)
|
De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] || naam voor de maandag voor Aswoensdag [VC 26 (1961)]
III-3-2
|
25165 |
maansverduistering |
clips aan de maan:
klips aan de moan (L217p Meerlo)
|
Eclips van de maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
25162 |
maanx |
maan:
māōn (L217p Meerlo),
mōān (L217p Meerlo)
|
maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
33107 |
maat houden bij het dorsen |
slaghouden:
slaxhāldǝ (L217p Meerlo)
|
Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25249 |
maat, algemeen |
afmeting:
áfmèting (L217p Meerlo),
maat:
moat (L217p Meerlo)
|
afmeting || de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32544 |
maatmand |
vatse mand:
vatsǝ mant (L217p Meerlo)
|
Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.]
II-12
|
31279 |
machinale hamer |
veerhamer:
vērhāmǝr (L217p Meerlo)
|
Hamer, door stoom, perslucht of elektriciteit aangedreven, waarmee zware voorwerpen kunnen worden gesmeed. De machinale hamer wordt doorgaans alleen in fabrieken en grote smederijen gebruikt. Hij bestaat uit een hamergewicht dat tussen loodrechte rails aan een touw of stang is bevestigd en vanaf een bepaalde hoogte naar beneden kan vallen. Wanneer de hamer door stoom wordt aangedreven, spreekt men van een stoomhamer; een hamer op perslucht wordt luchtdrukhamer genoemd. Bij de veerhamer is het hamergewicht aan een bladveer bevestigd om de hamerwerking te verhogen. De veerhamer wordt onder meer gebruikt bij het smeden van spaden en schoppen. [N 33, 70-72; N 33, 76]
II-11
|
31218 |
machineolie, motorolie |
machineolie:
mǝšīnǝōli (L217p Meerlo),
motorolie:
mōtǝrōli (L217p Meerlo)
|
Smeerolie voor motoren. [N 33, 307]
II-11
|
24879 |
madeliefje |
meibloemetje:
meibluumke (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo,
L217p Meerlo,
L217p Meerlo,
L217p Meerlo,
L217p Meerlo,
L217p Meerlo),
brief Dagobert Gooren 26-4-1974
meibluumkes (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
meibloempje:
męi̯blymkǝ (L217p Meerlo)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje || meibloempje
I-5, III-4-3
|