18801 |
niet helder van geest |
dutselachtig:
dutselèchtig (L217p Meerlo)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
nie pāsse (L217p Meerlo)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
niet droog:
nie druuëg zien (L217p Meerlo)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18921 |
nietsnut |
knungel:
cf. WNT VII-2 s.v. "knungel - knongel = klungel - klongel
knungel (L217p Meerlo),
lapzwans:
lapzwāns (L217p Meerlo),
niksnut:
niksnut (L217p Meerlo),
niksnutter:
niksnutter (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
schei-kerel (< du.):
schijskel (L217p Meerlo)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] || nietsnut || nietswaardig persoon || vent van niks
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
donkere maan:
dōnker mōān (L217p Meerlo),
nieuwe maan:
nisse moan (L217p Meerlo)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
ni-jjaor (L217p Meerlo)
|
Nieuwjaar.
III-3-2
|
22616 |
nieuwjaar wensen |
nieuwjaar afwinnen:
1) Een ander de kans de eerste te zijn ontnemen, vooral i.z. het wensen van Zalig Nijjoar.
áfwinne (L217p Meerlo)
|
z. toel.
III-3-2
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
neejs (L217p Meerlo),
ni-js (L217p Meerlo)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
neejsgĭĕrig (L217p Meerlo),
ni-jsgierig (L217p Meerlo)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaper:
gaper (L217p Meerlo)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|