22679 |
orgeldraaier |
orgeldraaier:
rgəldreͅiər (L217p Meerlo)
|
Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24460 |
otter |
otter:
otter (L217p Meerlo)
|
otter [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
20318 |
oud, bejaard |
bejaard:
bejoard (L217p Meerlo)
|
bejaard [SGV (1914)]
III-2-2
|
32849 |
oude grassoorten |
zuurgras:
%%(gras van zure grond)%%
zūr[gras] (L217p Meerlo)
|
De hieronder vermelde woorden werden opgegeven op de vraag naar verschillende oude grassoorten. Na de lexikale eenvoud van het vorige lemma ''gras'', leverde deze vraag een grote oogst aan plantennamen op. Het is echter lang niet altijd duidelijk welke botanische grassoort nu precies bedoeld wordt; eenzelfde plantenvolksnaam kan immers in de ene streek een andere botanische familie of afdeling aanduiden dan in de andere streek. Naast de oude grassoorten blijken óók en vooral wilde grassoorten te zijn opgegeven die juist niet voor de weidebouw van belang zijn, maar waarmee de landbouwer en veeteler te maken heeft om ze van zijn cultuurgrond weg te houden, onkruid derhalve. Zie ook de lemma''s ''zuring'' en ''distel'' en de benamingen voor het onkruid in de akker in de aflevering over de Akkerbouw (WLD.I.1.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. Het lemma bevat enkelvouden en meervouden.' [N 14, 82; monogr.]
I-3
|
20320 |
oude man |
oude kerel:
alde kel (L217p Meerlo),
ennen alde kèl (L217p Meerlo)
|
oude [een ~ man] [SGV (1914)] || oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-1
|
20319 |
oude vrouw |
oud schabraak:
āld schabraak (L217p Meerlo),
oud wijf:
alt wīēf (L217p Meerlo),
oude krak:
alde krak (L217p Meerlo)
|
oude vrouw || oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
aldejaorsaovent (L217p Meerlo),
aldejāōrsāōvond (L217p Meerlo),
van het oud in het nieuw:
van ⁄t alt in ⁄t neej (L217p Meerlo)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] || Oudejaarsavond.
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudejaarsdag:
aldejaorsdaag (L217p Meerlo),
oudjaar:
altjoar (L217p Meerlo)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
elders (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo,
L217p Meerlo)
|
ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
alderwets (L217p Meerlo)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|