33740 |
prikkeldraad |
pindraad:
pendrǭt (L217p Meerlo)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
haktol:
haktol (L217p Meerlo),
haktōl (L217p Meerlo),
Sub tol.
haktōl (L217p Meerlo),
tol:
tōl (L217p Meerlo),
Bekend waren drieftol (drijftol), haktol (priktol), bómtol (bromtol) en kleine tolletjes gemaakt van eikels, kastanjes, garenklosjes etc.
tōl (L217p Meerlo)
|
Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] || Priktol. || tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Tol, speelgoed.
III-3-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
prebiere (L217p Meerlo)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21722 |
proces |
proces (<lat.):
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
proces (L217p Meerlo)
|
de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21515 |
proces-verbaal |
proces (<fr./lat.):
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
perses (L217p Meerlo)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
percessie (L217p Meerlo)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
pruuve (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo,
L217p Meerlo)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profitiere (L217p Meerlo)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
pronken:
prōnke (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
prŏnke (L217p Meerlo),
pró:nke (L217p Meerlo)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
klinken:
kleenke (L217p Meerlo)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|