20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L217p Meerlo)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24626 |
rank |
rank:
rang (L217p Meerlo),
rānk (L217p Meerlo),
reng (mv.):
reng (L217p Meerlo),
eigen spellingsysteem
reng (L217p Meerlo)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
rank:
rang (L217p Meerlo),
ranken:
reng (L217p Meerlo)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
20515 |
ranzig |
garst:
garst (L217p Meerlo),
garst spek: ranzig spek
garst (L217p Meerlo)
|
ranzig || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
omrapen:
ømrāpǝ (L217p Meerlo)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
muskaatrijf:
bəsxōͅtrif (L217p Meerlo),
rasp:
rasp (L217p Meerlo),
raspel:
raspel (L217p Meerlo)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp [SGV (1914)] || rasp om muskaatnoten te raspen
II-11, III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspelen:
raspele (L217p Meerlo),
rijven:
rieve (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
rīvə (L217p Meerlo)
|
raspen || raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
24367 |
rat |
rat:
rat (L217p Meerlo)
|
rat [SGV (1914)]
III-4-2
|
31426 |
ratelboor, krekelboor |
ratelboor:
rātǝlbǭr (L217p Meerlo)
|
Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.]
II-11
|
20529 |
rauw |
groen:
gruun (L217p Meerlo)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|