e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rommelpot foekepot: foekepot (Meerlo) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] III-3-2
ronde vijl, rattenstaart rattenstaart: ratǝstart (Meerlo), ratǝstárt (Meerlo), ronde vijl: rǫndǝ vīl (Meerlo) Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.] || Kleine, ronde, spits toelopende vijl. De ronde vijl wordt gebruikt voor het vijlen van gaten en gebogen oppervlakten. Zie ook afb. 102. [N 33, 94; N 64, 53e; monogr.] II-11, II-12
rondreizen, pendelen rondreizen: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  rŏndreizen (Meerlo) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondreizende toneelgroep toneelgroep: toniəlgrup (Meerlo) Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)] III-3-2
rongen rongen: roŋǝ (Meerlo  [(enkelv roŋ)]  ) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen rongogen: roŋūǝx (Meerlo) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodborstje roodborstje: roeëdbörstje (Meerlo) roodborstje III-4-1
roodvonk roodvonk: roeëd vonk (Meerlo) Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)] III-1-2
roof(je) (korst op een wonde) roof(je): rōf (Meerlo) roof, korst [SGV (1914)] III-1-2
roofvogel, algemeen sperwer: sperwer (Meerlo), stootvogel: stotvogel (Meerlo) een roofvogel (klamper) [N 83 (1981)] || roofvogel III-4-1