e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schelden, schimpen schelden: schēlde (Meerlo), schêlde (Meerlo, ... ), schimpen: scheempe (Meerlo), schimpe (Meerlo), schobben: cf. WNT XIV, (737) s.v. "schobben"C. 2. schelden, schimpen  schoebe (Meerlo), spelken: spēlke (Meerlo) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] || schelden, lelijk uitvallen || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemeren schemeren: schieëmere (Meerlo) schemeren III-4-4
schemering, valavond schemering: schemering (Meerlo) schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel schenk: schēnk (Meerlo), schink (Meerlo), schonk: schoonk (Meerlo) schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3
schenkkan schenker: sxēŋkər (Meerlo) schenkkan III-2-1
scheppen scheppen: sxø̜pǝ (Meerlo) Maalloon scheppen met behulp van de schep. Het aantal kiloɛs dat per 100 kg mocht worden geschept, is, voorzover opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Zie ook het lemma ɛmaalloon, maalgeldɛ. In l 270 was het scheppen tot rond 1910 gebruikelijk.' [N O, 38i; JG 1b; Vds 170; Jan 268; Coe 253; Coe 256; monogr.; A 42A, 48] II-3
scheren scheren: schère (Meerlo, ... ) scheren [DC 38 (1964)] III-1-3
scherp de waarheid zeggen de mantel uitvegen: de mantel utvège (Meerlo) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherp luisteren scherp luisteren: schērp luustere (Meerlo) [N 84 (1981)] III-1-1
scherp, snede het scherp: scherp (Meerlo) De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)] III-2-1