e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
servies servies: servies (Meerlo) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] III-2-1
sierkleedje, antimakassar gehaakt kleedje: gehakt kledje (Meerlo) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sigarenpijpje sigarenpijpje: sigare piepke (Meerlo) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sik sik: sek (Meerlo) Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] I-12
sikkel (het/de) kromme: krom (Meerlo) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinaasappel appelesien: ook vóór de 2e wereldoorlog  appelesien (Meerlo), sinaasappel: sinesappel (Meerlo) sinaasappel [DC 48 (1973)] III-2-3
sint-maartensvuur sint-maartensvuur: Sub vuur.  St. Martesvuur (Meerlo) St. Maartensvuur. III-3-2
sintel sintel: seentel (Meerlo) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] III-2-1
sintelgat, slakkengat slekkengat: slɛkǝgat (Meerlo) Het gat onder het smidsvuur waarnaar de slakken en sintels worden afgevoerd. Zie ook afb. 6. In Q 5 werden de sintels langs de bovenzijde van het smidsvuur verwijderd met behulp van de ɛhaardstekɛ. In Q 83 werden de slakken opzij van het smidsbed gegooid en van daaruit vervolgens in een korf. Zie voor het woorddeel kraaien- ook RhWb (IV), kol. 1451 s.v. ɛKreieɛ, "Kohlenschlacke, die Kruste, die das ɛGedecksɛ (Gris) im Ofen bildet, ausgebrannte Kohlen" en Haust, ɛDictionnaireɛ ɛLiégeoisɛ, pag. 176 s.v. ɛcrahêɛ, "morceau de houille incomplètement br√ªlé."' [N 33, 33] II-11
sintels sintelen: sentǝlǝ (Meerlo), slekken: slɛkǝ (Meerlo) Geheel of half uitgebrande stukken steenkool. Zie voor het woordtype kraaien ook de toelichting bij het lemma "sintelgat, slakkengat" en voor het tweede deel van het woordtype kraai-oudding (Q 121) RhWb (I), kol. 149, s.v. ɛaltdingɛ, "die angebrannten, aber nicht vollständig ausgebrannten Kohlenstückchen, die in der Asche liegen."' [N 33, 30; N 33, 39] II-11