18091 |
spatader |
spatader:
spatoar (L217p Meerlo),
spatoare (L217p Meerlo)
|
spatader [SGV (1914)] || Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
spetteren:
spettere (L217p Meerlo),
spuiten:
spuite (L217p Meerlo)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || spatten [SGV (1914)]
III-4-4
|
25650 |
speculaasplank |
prent:
prēnt (L217p Meerlo)
|
De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;]
II-1
|
21888 |
speculeren |
speculeren:
spikkeliere (L217p Meerlo)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
spij:
spi-j (L217p Meerlo)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
kotsen:
kutsə (L217p Meerlo),
spijen:
speeje (L217p Meerlo),
spɛiə (L217p Meerlo)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
kaart (L217p Meerlo),
De kaart höffe: couperen; de kaart schudde: wassen; de kaart gève: uitdelen.
kaart (L217p Meerlo)
|
Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || Kaart: speelkaarten.
III-3-2
|
21480 |
speelplaats |
speelplaats:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
speulplats (L217p Meerlo)
|
de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19339 |
speels |
speels:
spuls (L217p Meerlo)
|
geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19340 |
speels, dartel |
speels:
spuls (L217p Meerlo)
|
speelsch (dartel) [SGV (1914)]
III-1-4
|