22367 |
stelt |
stelt:
stelt (L217p Meerlo)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
stemme (L217p Meerlo)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31317 |
stempel, leest |
ruimer:
rȳmǝr (L217p Meerlo)
|
Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278]
II-11
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
stempele (L217p Meerlo)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
steͅmv"rək (L217p Meerlo)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
keulse pot:
køͅlsə poͅt (L217p Meerlo)
|
aardewerk pot, keramiek van de Nederrijn
III-2-1
|
29596 |
stenen vervaardigen |
tichelen:
tixǝlǝ (L217p Meerlo)
|
De benaming voor het hele proces van klei delven, vormen en bakken van stenen. Zie ook het lemma ɛtichelenɛ.' [N 98, 3; monogr.; N 30, 52c add.]
II-8
|
20417 |
sterfbed |
doodsbed:
dodsbed (L217p Meerlo)
|
doodsbed
III-2-2
|
20323 |
sterven |
de pijp leeg hebben:
de piep lèèghebbe (L217p Meerlo),
doodgaan:
doët gaon (L217p Meerlo),
het afknijpen:
’t áfkniepe (L217p Meerlo),
het aftrappen:
’t áftrappe (L217p Meerlo),
kapotgaan:
kǝpot˲gǭn (L217p Meerlo),
eigen spellingsysteem
kepot goan (L217p Meerlo),
sterven:
sterve (L217p Meerlo),
stērve (L217p Meerlo),
steͅrvə (L217p Meerlo)
|
doodgaan || Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kepot gaon (L217p Meerlo)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|