21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
stevig:
stevig (L217p Meerlo)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
stiefdochter (L217p Meerlo)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
stiefkiender (L217p Meerlo)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
stiefmoeder (L217p Meerlo)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20338 |
stiefouders |
stiefouders:
stiefalders (L217p Meerlo)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
stiefvader (L217p Meerlo)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
stiefzoon (L217p Meerlo)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
achter de rug:
achter den rug (L217p Meerlo),
geniepig:
geniepig (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
stiekem:
stiekem (L217p Meerlo)
|
achterbaks [SGV (1914)] || boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
snaaien:
snuije (L217p Meerlo)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34050 |
stier |
stier:
stīr (L217p Meerlo),
var:
var (L217p Meerlo)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|