e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stop stop: stop (Meerlo) Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)] III-2-1
stop voor fles of kruik stop: stop (Meerlo) stop [SGV (1914)] III-2-1
stop, zekering zekering: zekering (Meerlo) Voorwerp dat elektrische stroom onderbreekt zodra die te sterk wordt (stop, plon) [N 79 (1979)] III-2-1
stoppeleinde van de schoof kont: kōnt (Meerlo) De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
stoppelland ploegen stoppelbouwen: stǫpǝl[bouwen] (Meerlo) Na de oogst van een graangewas werkt men het stoppelland oppervlakkig om in voren van 5 √§ 10 cm diep. De wortels van de graanplanten worden daarbij losgeploegd en een weinig omgekeerd, zodat ze kunnen uitdrogen, om daarna te worden afge√´gd. Vroeger bewerkte men een stoppelakker met een enkele (eenscharige) ploeg met een "wijd" gezet riester, maar zonder voorschaar en kouter. Later verrichtte men dit werk met een meerscharige ploeg, met de cultivator of met de schijveneg. Van de opgesomde termen zijn er sommige toepasselijk op ondiep ploegen in het algemeen of op een bepaalde methode van ondiep ploegen. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men de lemmata ploegen, ondiep, ondiep ploegen en braakland bewerken. [N 11, 43; N 11A, 109b; JG 1c + 2c; JG 1b add.; A 27, 24b, add.; Lu 5, 24b add.; monogr.] I-1
stoppels stoppelen: stǫpǝlǝ(n) (Meerlo), stoppels: stǫpǝls (Meerlo) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
stormx noodweer: noeëdwèèr (Meerlo), storm: steūrem (Meerlo) noodweer, storm || storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)] III-4-4
stortplaats vuilnishoop: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  vülnishoeëp (Meerlo) de plaats waar vuilnis gestort mag worden [stort] [N 90 (1982)] III-3-1
stoten stoten: stoeëte (Meerlo), stooite (Meerlo) stoten, stuiken [SGV (1914)] || Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)] III-1-2
stoutmoedig durvend: dĕŭrvend (Meerlo, ... ) heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)] III-1-4