32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tant (L217p Meerlo)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
18732 |
tandenstoker |
tandensteker:
tande stèker (L217p Meerlo)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
31212 |
tandrad, tandwiel |
tandwiel:
tãntwīl (L217p Meerlo)
|
Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.]
II-11
|
31213 |
tandwielpal |
pal:
pal (L217p Meerlo)
|
Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243]
II-11
|
31208 |
tangbeen |
tangpoot:
taŋpūǝt (L217p Meerlo)
|
Elk van de beide delen van een tang waarbij men deze vastpakt en waarmee men druk uitoefent. Zie ook afb. 145. [N 33, 186]
II-11
|
31206 |
tangbek |
tangenbek:
taŋǝbɛk (L217p Meerlo)
|
Het grijpende en/of snijdende gedeelte van een tang. Zie ook afb. 145. [N 33, 184]
II-11
|
31199 |
tangenrek |
tangenrek:
taŋǝrɛk (L217p Meerlo)
|
IJzeren rek om tangen in op te bergen. Zie ook afb. 40. [N 33, 182]
II-11
|
31282 |
tangring, tanghaak |
spanring:
spanreŋ (L217p Meerlo)
|
Platte ring of haak waarmee de tangbenen van een smidstang gesloten gehouden worden. In Q 83 gebruikte men hiervoor ook wel het lid van een ketting. [N 33, 187]
II-11
|
31207 |
tangscharnier |
scharnier:
sxǝrnīr (L217p Meerlo)
|
Het gedeelte van de tang waar de tangbenen draaibaar met elkaar verbonden zijn. Zie ook afb. 145. [N 33, 185]
II-11
|
20357 |
tante |
meui:
meuj (L217p Meerlo),
möĭj (L217p Meerlo),
tant:
neen
taant (L217p Meerlo),
tante:
tante (L217p Meerlo)
|
moei (tante) [SGV (1914)] || tante [SGV (1914)] || tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|