e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkleumd kouderig: kälderig zien (Meerlo) kleumen [SGV (1914)] III-1-2
verkoper verkoper: verkooëper (Meerlo) verkooper [SGV (1914)] III-3-1
verkouden verkoud: verkeld (Meerlo) Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] III-1-2
verkwisten over de balk gooien: ovver de balk goeëie (Meerlo) op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1
verlegen bleu: blūūj (Meerlo), verlegen: verlèège (Meerlo) verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)] III-1-4
verlegen (zijn) bleu: bluuej (Meerlo), verlegen: verlège zien (Meerlo) niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)] || verlegen, bleu III-1-4
verlengstuk verlengstuk: vǝrlɛŋstøk (Meerlo) Een stuk ijzer dat aan een werkstuk wordt vastgezet om dit laatste bij het smeden gemakkelijker te kunnen hanteren. Doorgaans gebruikt men echter een smeedtang. [N 33, 309] II-11
verlichting verlichting: verlichting (Meerlo) illuminatie [SGV (1914)] III-2-1
verliezen verliezen: verlīēze (Meerlo, ... ), verlṇĕze (Meerlo) verliezen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || Verliezen. III-3-1, III-3-2
vermaak vermaak: vermaak (Meerlo) een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)] III-1-4