31356 |
center |
centerpunt:
sɛntǝrpønt (L217p Meerlo)
|
Elk van de twee spitse, kegelvormige middenpunten in de vaste en de losse kop van de draaibank waartussen het werkstuk tijdens het draaien op zijn plaats gehouden en gecentreerd wordt. Voordat het werkstuk tussen de centers wordt geklemd, wordt eerst met behulp van een doorslag in het middenpunt van de beide voorvlakken ervan een trechtervormig groefje aangebracht. [N 33, 227; monogr.]
II-11
|
31403 |
centerboor, schijfboor |
schijfboor:
sxīf˱bǭr (L217p Meerlo)
|
Boorijzer waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt met daaromheen één of meer voorsnijders of beiteltjes. De centerboor wordt gebruikt om snel en zuiver grote, cirkelvormige gaten te vervaardigen en om schijven uit plaatmateriaal te boren. Zie ook afb. 112. [N 33, 126; N 33, 148; N 33, 145; monogr.]
II-11
|
31315 |
centerpons |
körner:
kø̜rnǝr (L217p Meerlo)
|
Stalen stift met kegelvormige punt die dient om een uitholling in plaatmateriaal aan te brengen. De centerpons wordt vooral gebruikt om het middelpunt van een te boren gat aan te tekenen. Zie ook afb. 52. [N 33, 262; monogr.]
II-11
|
25313 |
centiare, maat van 1 m2 |
centiare:
centiaar (L217p Meerlo)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
druu.gwòòrs (L217p Meerlo),
knuppelworst:
knøpəlwoͅrst (L217p Meerlo)
|
droogworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
chagrijn (L217p Meerlo),
sacherïen (L217p Meerlo)
|
chagrijn [SGV (1914)] || een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20545 |
cichorei |
suikerij:
soekerei (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
soekereij (L217p Meerlo),
sukəreͅi̯ (L217p Meerlo)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)] || peekoffie
I-7, III-2-3
|
22686 |
circus |
circus:
circus (L217p Meerlo)
|
Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
cirkel (L217p Meerlo),
kring:
krīnk (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
ring:
ring (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo)
|
cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
31437 |
cirkelzaag |
cirkelzaag:
serkǝlzāx (L217p Meerlo)
|
Stationaire machine die, afhankelijk van het soort zaagblad dat is gemonteerd, voor het zagen van diverse materialen kan worden gebruikt. Het cirkelvormige zaagblad van deze machine is doorgaans vertikaal onder de zaagbank geplaatst en steekt gedeeltelijk boven het werkblad uit. [N 33, 250; N 33, 330]
II-11
|