32732 |
de laatste voor ploegen |
landvreter:
lãnt˲vrę̄tǝr (L217p Meerlo)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
22538 |
de mei vieren |
richten:
reechte (L217p Meerlo)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32685 |
de ploeg verstellen |
(de ploeg) verschevelen:
vǝrsxę̄vǝlǝ (L217p Meerlo)
|
I-1
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ytmestǝ (L217p Meerlo)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
de stŭŭpe hebbe (L217p Meerlo)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel opdekken:
de toffel ŏp dekke (L217p Meerlo)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwen:
de wāsch blouwe (L217p Meerlo)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleͅi̯kə (L217p Meerlo)
|
bleken van de was
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
de was doen:
de wɛs dūn (L217p Meerlo),
vroebelen:
vrubələ (L217p Meerlo),
was:
wɛs (L217p Meerlo)
|
de was doen || het wassen || wrijven over het wasbord
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
mangelen:
mangele (L217p Meerlo)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|