19049 |
gedachte |
gedacht:
gedacht (L217p Meerlo)
|
gedachte, idee
III-1-4
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
achterdenken:
achterdinke (L217p Meerlo),
gedenken:
gedènke (L217p Meerlo)
|
nagedachte [SGV (1914)] || terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19046 |
geduld |
geduld:
gedūld (L217p Meerlo)
|
geduld
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gedwee:
gedwēē (L217p Meerlo),
gedwieë (L217p Meerlo),
gewillig:
gewillig (L217p Meerlo)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)] || gedwee [SGV (1914)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
gele schrijver:
gèle schriever (L217p Meerlo)
|
geelgors
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
gälverf (L217p Meerlo),
gèl verf (L217p Meerlo)
|
geelzucht [SGV (1914)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19280 |
geen rust hebben |
onrustig zijn:
onrĕŭstig zien (L217p Meerlo)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29054 |
geer |
geer:
gē̜jr (L217p Meerlo)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
geer:
gī(ǝ)r (L217p Meerlo)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
18832 |
geestig |
gewiekst:
gewiekst (L217p Meerlo)
|
met fijnzinnige humor [koel, gevat, geestig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|