20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
geehonger (L217p Meerlo)
|
geeuwhonger [SGV (1914)]
III-2-3
|
33705 |
gegraven waterloop |
graaf:
grāf (L217p Meerlo)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
34425 |
geheel afgeschoren wolvacht |
vacht:
vāxt (L217p Meerlo),
wol:
wol (L217p Meerlo)
|
De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.]
I-12
|
18964 |
geheimzinnig |
stiekem:
stiekem (L217p Meerlo)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
geheuge (L217p Meerlo),
onthoud:
ónthāld (L217p Meerlo)
|
geheugen || het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18900 |
gehoorzaam |
goed luisterend:
goed lŭŭsterend (L217p Meerlo)
|
gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
luisteren:
lŭŭstere (L217p Meerlo, ...
L217p Meerlo),
lüstere (L217p Meerlo)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || luisteren, gehoorzamen
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehucht (L217p Meerlo),
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
gehucht (L217p Meerlo)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)] || gehucht [SGV (1914)]
III-3-1
|
18882 |
gehuil, geschrei |
geschrouw:
geschraw (L217p Meerlo)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)]
III-1-4
|