19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjé.mt (Q015a Meers),
bleu:
blêû (Q015a Meers),
schuw:
(verlegen type).
sjuu.je (Q015a Meers)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
versjáált (Q015a Meers),
vərsjchaolt (Q015a Meers)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
bijde e s als in Fr. des
’t koffiedrènke (Q015a Meers)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)]
III-2-3
|
24265 |
vink |
boekvink:
bookvink (Q015a Meers)
|
vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19602 |
vlaaischotel |
vlaaischotel:
vlaaisjo:tel (Q015a Meers)
|
schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)]
III-2-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkuf (Q015a Meers),
mérkuf (Q015a Meers)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
33229 |
voederbieten |
voerkroten:
vōrkru̯atǝ (Q015a Meers)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
20483 |
voedsel |
eten:
èètə (Q015a Meers),
kost:
kòs (Q015a Meers)
|
voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24273 |
waterhoen |
waterhen:
waterhin (Q015a Meers)
|
waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20484 |
waterige kost |
soep:
sop (Q015a Meers)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|