21462 |
hinderen |
hinderen:
hindere (Q099p Meerssen)
|
hinderen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22777 |
hinkelblokje |
hinkelblokje:
hinkelblokje (Q099p Meerssen),
hinksteen:
een steen of een stukje tegel og glas
hinksteen (Q099p Meerssen)
|
hinkelblokje [VC 10]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
hinken (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
hinkelspel [VC 10]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinken:
hinke (Q099p Meerssen)
|
hinken, op een been springen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hood (Q099p Meerssen),
hô:t (Q099p Meerssen),
Mv. heut.
hood (Q099p Meerssen)
|
hoed [RND], [SGV (1914)] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18399 |
hoed: spotnamen |
loesj:
lòsj (Q099p Meerssen)
|
hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
højǝ (Q099p Meerssen)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
18624 |
hoedenspeld |
hoedjesspang:
heusjesspang (Q099p Meerssen)
|
speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33804 |
hoef |
hoef:
hōf (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
[S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-11, I-9
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
hoefstal:
hōfštal (Q099p Meerssen),
noodstal:
nwātštal (Q099p Meerssen)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|