e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepel lepel: lepel (Meerssen) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
leren beenkap gamasche: kermasche (Meerssen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren helm: lère helm (Meerssen) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leren, studeren studeren: sjtudeere (Meerssen) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel fauteuil: fətøͅi̯l (Meerssen) leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
levend vlees onder de huid leven, het -: leeve (Meerssen) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: leever (Meerssen) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
libel en waterjuffer glassnijder: glaasschnieër (Meerssen), libel: libel (Meerssen), oreik: hooreik (Meerssen), poppensnijder: poppesjniejer (Meerssen) libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] III-4-2
lichaam lijf: (lief) (Meerssen), lief (Meerssen), līēf (Meerssen, ... ) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamskracht macht: mach (Meerssen, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4