e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litteken lijmteken: liemteikĕ (Meerssen), lijnteken: lienteike (Meerssen), litteken: litteike (Meerssen) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)] III-1-2
liturgische gewaden paramenten (<oudfr.): de parameente (Meerssen) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loeren loeren: lōēre (Meerssen) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: lof (Meerssen), ət loͅf (Meerssen) het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
lof met processie lof met processie (<lat.): lof mét persjessie (Meerssen) Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3
long long: longe (Meerssen), lông (Meerssen), lônge (Meerssen) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
loof blader: blajer (Meerssen), lover: louver (Meerssen, ... ) bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)] || loof, lover III-4-3
looi looi: lǭǝ (Meerssen) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: lǭǝjǝ (Meerssen) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loos knoopsgat vals knoopsgat: valš knǫwps˲gāt (Meerssen) Vals of loos knoopsgat. Zoɛn knoopsgat ziet er uit als een echt knoopsgat, maar is niet ingeknipt. Het wordt precies gemaakt als het echte, maar men moet wat kortere steken maken en niet zo diep in de stof steken.' [N 59, 141] II-7