18051 |
litteken |
lijmteken:
liemteikĕ (Q099p Meerssen),
lijnteken:
lienteike (Q099p Meerssen),
litteken:
litteike (Q099p Meerssen)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
23445 |
liturgische gewaden |
paramenten (<oudfr.):
de parameente (Q099p Meerssen)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17721 |
loeren |
loeren:
lōēre (Q099p Meerssen)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
lof (Q099p Meerssen),
ət loͅf (Q099p Meerssen)
|
het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23663 |
lof met processie |
lof met processie (<lat.):
lof mét persjessie (Q099p Meerssen)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
longe (Q099p Meerssen),
lông (Q099p Meerssen),
lônge (Q099p Meerssen)
|
long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
24846 |
loof |
blader:
blajer (Q099p Meerssen),
lover:
louver (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)] || loof, lover
III-4-3
|
30797 |
looi |
looi:
lǭǝ (Q099p Meerssen)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lǭǝjǝ (Q099p Meerssen)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
29089 |
loos knoopsgat |
vals knoopsgat:
valš knǫwps˲gāt (Q099p Meerssen)
|
Vals of loos knoopsgat. Zoɛn knoopsgat ziet er uit als een echt knoopsgat, maar is niet ingeknipt. Het wordt precies gemaakt als het echte, maar men moet wat kortere steken maken en niet zo diep in de stof steken.' [N 59, 141]
II-7
|