32856 |
molshoop in het grasland |
heupel:
hø̜pǝl (Q099p Meerssen),
moutheuvel:
(mv mǫu̯th"vǝlǝ)
mǫu̯thø̄vǝl (Q099p Meerssen
[(betekent ook 'mol')]
),
moutheuvelshoop:
(mv mǫu̯th"vǝlshø̜i̯p)
mǫu̯thø̄vǝlshǫu̯p (Q099p Meerssen)
|
Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.]
I-3
|
17758 |
mond |
mond:
mo.nt (Q099p Meerssen),
moond (Q099p Meerssen),
moont (Q099p Meerssen),
mônd (Q099p Meerssen)
|
mond [RND], [SGV (1914)] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17759 |
mond (spotnamen) |
blets:
bletž (Q099p Meerssen),
gevreets:
gəvréts (Q099p Meerssen),
gezicht:
gezich (Q099p Meerssen),
kop:
kòp (Q099p Meerssen),
menageklep:
monážəklep (Q099p Meerssen),
muil:
moel (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
moele (Q099p Meerssen),
snuit:
snoet (Q099p Meerssen)
|
Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] || monden [SGV (1914)]
III-1-1
|
18569 |
monicazak |
monicatas:
monikatésj (Q099p Meerssen)
|
een binnenzak met ruimte tussen de zak en het pand (monikazak?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
23222 |
monnik |
monnik:
unne monnik (Q099p Meerssen),
pater (lat.):
pater (Q099p Meerssen)
|
Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || monnik [SGV (1914)]
III-3-3
|
23499 |
moordkruis |
moordkruis:
e moortkruus (Q099p Meerssen)
|
Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23224 |
morgengebed |
morgengebed:
mörgegebed (Q099p Meerssen),
mörregegebed (Q099p Meerssen)
|
Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || morgengebed [SGV (1914)]
III-3-3
|
20923 |
mossel |
mossel:
môssjel (Q099p Meerssen),
môssjèl (Q099p Meerssen)
|
mossel [SGV (1914)]
III-2-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (Q099p Meerssen)
|
mosterd [SGV (1914)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
mot [DC 24 (1953)], [SGV (1914)]
III-4-2
|