e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muiltje pantomijn: [sic] [etym.?]  pantemiene (Meerssen), slob: schlobbe (Meerssen), slof: schlôffe (Meerssen), sjloffe (Meerssen), sloffe (Meerssen) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)] || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis muis: mōēs (Meerssen, ... ) muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): mŭŭs (Meerssen) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: mōēs (Meerssen) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: mŏĕze (Meerssen) muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) mul: möl (Meerssen) mul [SGV (1914)] III-4-4
muts met pompon kaboutermuts: kaboutèrmöts (Meerssen) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen muts: möts (Meerssen), məts (Meerssen), pats: patš (Meerssen) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
muur muur: mūr (Meerssen) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muurbloem muurbloem: tuinbloem, de wilde komt niet voor  moerblôm (Meerssen), muurviool: -  moervioule (Meerssen), muurviooltje: -  moervioaltje (Meerssen) muurbloem [DC 17 (1949)] III-4-3