20320 |
oude man |
oude man:
enen auwe man (Q099p Meerssen)
|
oude [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
Auwejoarsaovend (Q099p Meerssen),
awwejaorsjaovent (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudejaarsdag:
awwejaorsjdaag (Q099p Meerssen)
|
Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
auwers (Q099p Meerssen),
auwersj (Q099p Meerssen),
ouwers (Q099p Meerssen),
ja
auwers (Q099p Meerssen),
awwersj (Q099p Meerssen)
|
ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
auwerwèts (Q099p Meerssen)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
25608 |
ovenpaal |
ovenschieter:
ōvǝšētǝr (Q099p Meerssen)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
18589 |
overall |
overall (eng.):
overal (Q099p Meerssen)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|
28997 |
overhandsen, omslingeren |
omslingeren:
ømšleŋǝrǝ (Q099p Meerssen)
|
Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30]
II-7
|
18695 |
overhemd |
overhemd:
euverhumme (Q099p Meerssen)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18534 |
overhemd met boord |
overhemd:
euverhumme (Q099p Meerssen)
|
het overhemd met boord [N 59 (1973)]
III-1-3
|